2008      
2008      

Mari Shields

De ruimte waarin een sculptuur of installatie is geplaatst, kan in grote mate bepalend zijn voor de zeggingskracht van het betreffende werk. De kunstwerken zelf gaan door hun onderwerp, vorm en/of afmeting een direkte relatie aan met de omringende ruimte. De in Amerika geboren kunstenares Mari Shields (1948) beseft dit terdege wanneer zij een installatie vervaardigt. De ruimte die zij als uitgangspunt neemt, speelt een crusiale rol in de installatie. Zij beschouwt binnen- en buitenruimten als één van haar materialen. Het werk van Shields laat zich dan ook het best omschrijven als een exploreren van materialen en omgevingen.

Mari Shields woont sinds 1972 in Nederland. Zij volgde de opleiding tot schilder aan de Rhode Island School of Design (USA) en behaalde in 1980 de titel Master of Fine Art (sculpture). Bij voorkeur werkt zij met organische vormen en materialen, waarmee zij zo dicht mogelijk de natuur wil volgen. Shields wil de beschouwer attent maken op de schoonheid van de natuur en wil tevens de aandacht vestigen op de verscheidenheid van vormen en materialen die de natuur voortbrengt en hoe hiermee gewerkt kan worden.

Vanaf 1988 werkt ze in hoofdzaak met hout. Direkte aanleiding voor deze materiaalkeuze was het kappen van tien haagbeuken in de omgeving van haar atelier. Ze besloot de bomen van een definitieve ondergang te redden en ze samen te brengen in een installatie, die ze in haar atelier opstelde.

Ook in het werk van vóór 1988 gebruikte Shields materiaal dat tot verval en vernietiging was veroordeeld. In 1985 vervaardigde zij 'Ode to Tinguely', dat bestaat uit toevallig gevonden voorwerpen, zoals wielen, een ketting en delen verwrongen ijzer. Deze elementen voegde zij samen tot een kunstwerk dat als voertuig dienst zou kunnen doen. Met dit werk bracht Shields een ode aan de kunstenaar Jean Tinguely, die gevonden materiaal gebruikte voor de samenstelling van zijn bewegende kunstwerken.

Bij bestudering van haar oeuvre aan de hand van tientallen foto's blijkt, tot verbazing van Shields zelf, een constante faktor aan te wijzen: het zijn de 'encounters' - het Nederlandse woord 'ontmoetingen' vindt Shields te beperkt - tussen elementen van verschillende aard en betekenis, zoals de combinatie van strakke geometrische vormen met grillige, organische en de combinatie van verschillende soorten materiaal, bewerkt of onbewerkt. Al in haar vroege schilderwerk zijn deze elementen terug te vinden. In 'The Voyager' (1970) bijvoorbeeld zijn geometrische patronen gecombineerd met de grillige vormen van een Italiaans landschap. In haar werk uit het begin van de jaren tachtig combineert ze geometrische vormen als wielen, cilindervormige buizen en vierkante stukken metaal met grillige, organische vormen van bijvoorbeeld stukken drijfhout, een vingerplant en stukken verwrongen ijzer.

Ook in het werk 'LastLost Landscape', waarvoor zij in 1990 een projektsubsidie van de Provincie Utrecht ontving, vinden deze 'encounters' plaats. Het betreft een projekt waarin zij haar in vervallen staat verkerende atelier en woning te Soest, inclusief het omringende perceel, tijdelijk transformeerde tot kunstwerk. Centrale elementen in deze installatie zijn twee sculpturen die de twee vervallen huizen omhullen en verhullen. Resultaat is een sierlijke ombouw van planken die zo gerangschikt zijn dat er verschillende geometrische vormen zijn ontstaan. In de ruimte rondom de huizen bevinden zich verschillende houten bolvormen ('beechballs') en een tiental hoekige bielzen. Ook de omheining van de tuin, bestaande uit gebundelde en opgerichte takken, maakt deel uit van de installatie.

Belangrijkste faktor is de wisselwerking ('encounter') tussen de twee grote, gestileerde constructies en hun relatie met de grillige, organische vormen van de kleinere werken. Het tweede deel van het projekt kon tot grote teleurstelling van Shields nooit worden voltooid.

De 'Installatie' (1993) in het Grand Palais in Parijs bevat eveneens verschillende 'encounters'; ontmoetingen van orde en ritmiek met het organische en grillige en de relatie van verschillende door de ruimte verspreide onderdelen met de omringende ruimte. Het betreft een chaotisch aandoende constructie, die bestaat uit een centraal element - een vrij wanordelijk geheel van dwars op en over elkaar geplaatste planken midden tussen vier ('ritmisch') in de hoeken van een vierkant geplaatste boomstammen - met daaromheen een aantal (niet geheel) ronde vormen en stevige bielzen.

De installaties in hout die Shields vanaf circa 1988 vervaardigde, zijn alle van tijdelijke aard, geïnstalleerd in een specifieke ruimte, voor een van tevoren vastgestelde periode. Met het projekt 'LastLost Landscape' dacht Mari Shields een laatste installatie te hebben geproduceerd die de tand des tijds niet zou doorstaan. Deze gedachte is echter nog geen werkelijkheid geworden. Waar zij op hoopt is een permanente opstelling van haar installaties in de ruimten van musea.